Staking op Aruba (1951)

Staking op Aruba (1951)

Staking op Aruba (1951)

Op 3 augustus 1951 kwamen ongeveer 500 werknemers voor het hoofdkantoor bijeen om te demonstreren. Het doel van de demonstratie, die ordelijk verliep, was het vragen voor een loonsverhoging. De toezichthouder F.C. Griffin, zei tegen de demonstranten dat de directie van de Lago bereid was te onderhandelen.

 

Op 9 september 1951 werden op grote schaal pamfletten verspreid. Hierdoor was er de volgende dag een wilde staking uitgebroken waarbij ruim 3500 man op de been waren. De cafés waren op last van de overheid gesloten, de marinetroepen stonden paraat om, mocht het nodig zijn, weer orde en rust te brengen.

In juli 1951 werd op uitnodiging van de Lago directie de heer de Trude, een deskundige, de loontoestanden in verband met de kosten van levensonderhoud in kaart gebracht. Zijn conclusie was dat een gezin met drie kinderen als minimum loon een bedrag van fl. 677,69 per maand moest verdienen, wat ongeveer 52% hoger was dan de salarissen die toen verdiend werden.

De Lago Employ Council nam contact op met de Lago directie, die het voorstel deed een loonsverhoging van 5 cent per uur in te stellen, wat zou komen op fl. 10,- per maand.

 

Op 10 augustus breidt de staking zich uit. Ook de avondploeg, die van 4 uur namiddag tot 12 uur

's avonds zou werken, was van het werk weggebleven. Het aantal stakers was nu, in niet onbelangrijke mate toegenomen. De raffinaderij lag nu volkomen stil en was het aantal stakers zo om en nabij 4500 man. De politie schoot enige malen in de lucht, waardoor het rustig bleef. In de loop van de dag werden mariniers op het terrein van de Lago gestationeerd. De regering stond nu niet stil. Mr. Pekelharing werd als Rijksbemiddelaar aangewezen. Zo werd er een voorstel gedaan om het instellen van een 30 dagen durende vrede tussen de raffinaderij en de stakers, waarin de Rijksbemiddelaar pogingen deed om tot een akkoord te komen. Helaas is deze voorstel in de Antilliaanse wetgeving alleen van toepassing, indien een staking dreigt en niet in het geval, waarin de staking een feit was geworden.

Op 11 augustus hadden vier politieke leiders met behulp van luidsprekerswagens een beroep gedaan op de arbeiders om te werken. De winkels van de Lago werden gesloten en in de omgeving van de raffinaderij waren communistische emblemen op de muren gekalkt. Mariniers patrouilleren in San Nicolas en voor het gehele eiland werd een verbod tot samenscholing van meer dan vijf personen afgekondigd. De politieke leiders hadden tegen deze maatregelen geprotesteerd, omdat hierdoor de bemiddelingspoging in gevaar werd gebracht. De politie verrichtte tien arrestaties. Er ontstond een handgemeen tussen de burgers en de mariniers in San Nicolas.

 

De directie van de Lago gaf aan dat een nieuwe regeling van gemiddeld zestien procent met terugwerkende kracht tot juni zou worden ingevoerd indien het werk onmiddellijk hervat zou worden. Er was over het algemeen een zekere “Stakingsmoeheid” te constateren. 

 

Op 15 september was ongeveer 80 procent van de stakers weer aan het werk gegaan.

De staking is uiteindelijk doodgelopen.


Grote menigte voor de ingang van de Lago olieraffinaderij (1951)

Share by: